Thematische samenwerking – Introductie
Dit afstudeerproject in het kader van de ‘Basisopleiding Didactiek voor HBO-docenten’ probeert in het onderwijs verbindingen te leggen en te verbeteren waar deze al gelegd zijn. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat in de 4 jaar dat ik zelf lesgeef aan de Willem de Kooning Academie Rotterdam afdeling Grafisch Ontwerpen (Grafisch Ontwerpen 2e jaar, Mentoraat 3e jaar en Eindexamenbegeleiding) gemerkt heb dat een van de lastigste onderdelen van (academie-) onderwijs is de afstemming tussen de verschillende vakken in één jaar en de aansluiting van de verschillende jaren in zijn geheel.
De afstemming van de verschillende jaren op elkaar gebeurt op dit moment door competentiemodellen. De communicatie hierover en de afstemming ervan bevindt zich echter nog in de beginfase. Wat voor mij belangrijk is dat ik, voor dat ik verder ga met de afstemming van de vakken in het tweede jaar door middel van projectonderwijs (het ‘onderwerp’ van het hele project), inzicht geef in mijn positie en ideeën ten aanzien van de aansluiting tussen de verschillende jaren.
Eerste jaar
Het belangrijkste keyword voor het eerste jaar grafisch ontwerpen is mentaliteit. Hiermee bedoel ik een kritische en reflectieve houding die voorbij gaat aan de eigen aannames. Ik denk dat de opdrachten hier een belangrijke rol in spelen maar vooral ook de discussie in de klas. Het inbrengen hiervan als vast onderdeel in de les is essentieel. Wel teken ik hierbij aan dat deze discussie niet zonder de input van een docent kan, studenten missen de inhoudelijke ‘tools’ en kennis om deze discussie door te voeren en de verantwoordelijkheid te nemen voor de consequenties ervan. Ik begrijp dat een student in een gesprek bijvoorbeeld probeert een verschil te definiëren tussen bijvoorbeeld grafisch ontwerpen en advertising, maar als deze zelfde student niet weet dat er een verschil bestaat tussen bijvoorbeeld ‘redactioneel ontwerpen’ en een ‘advertorial’ dan loopt de discussie scheef.
Naast de input van de docent in het gesprek is het inbrengen van onderwerpen belangrijk, hiermee laat de docent zien welke thema’s op dat specifieke moment belangrijk zijn. De student leert van deze keuzes en zal een preciezer beeld ontwikkelen van de materie. Dit lijkt veel maar volgens mij is de basis het belangrijkst en zouden we de student hierop af moeten kunnen rekenen (een expliciete toevoeging in het competentiemodel?).
Uiteindelijk willen we eindigen met studenten die in staat zijn het beroepenveld te herdefiniëren, deze mogelijkheid of noodzaak tot herdefinitie vraagt om sterke en uitgesproken ontwerp mentaliteiten. Dit bereiken we niet door het accent alleen op vaardigheid en meetbaarheid te leggen, abstractie en graphic design ‘science’ zijn voorwaarden géén extra’s (met graphic design ‘science’ bedoel ik dat grafisch ontwerpen binnen academieonderwijs eerder wetenschappelijk, en dus universitair, zou moeten zijn dan alleen op vaardigheden gebaseerd, inzicht in communicatie en communicatieprocessen zorgen voor nieuwe ideeën en standpunten).
Derde jaar
Het derde jaar is tweeledig, aan de ene kant staat de ‘major’ (alle talenten, eigenschappen en inzichten die een student nodig heeft om zich te ontwikkelen tot een ‘grafisch ontwerper’ breed) en aan de andere kant staat de ‘minor’ (specialisatie waarbij de ontwikkeling van de specifieke talenten en interesses gaan zorgen voor een metaliteit en ontwerphouding).
Deze samenkomst van twee onderwijsonderdelen stellen eisen aan de student; zelfwerkzaamheid, organisatie, mentaliteit, samenwerken en een eigen positie innemen zijn belangrijke begrippen. Ondanks de splitsing is overleg en overzicht vanuit de organisatie belangrijk, de Studie Loopbaan Coach is als hulpmiddel hiervoor in het leven geroepen. Deze begeleid de student al vanaf het eerste jaar en bespreekt en controleert of de student de juiste keuzes maakt.
In het derde jaar worden de eerder genoemde abstractie en graphic design ‘science’ doorontwikkeld. De student gaat hiermee aan de haal en ontwikkelt zichzelf tot een ontwerper met unieke eigenschappen die in staat is vernieuwingen in te zetten in zowel zijn of haar houding als ontwerpen. De docenten spelen hierin een belangrijke rol, naast motivering zijn uitdaging en het aanbieden van nieuwe vraagstukken elementair.
Vierde jaar
Stage en afstuderen staan centraal. Stage zorgt voor een context vanuit de werkelijkheid die ervoor moet zorgen dat de student tijdens zijn of haar afstuderen nog eenmaal gebruikt maakt van de mogelijkheid tot onderzoek, experiment en positiebepaling die kenmerkend zijn voor de academieomgeving. Het afstuderen zorgt enerzijds voor een presentatie naar de werkelijkheid (het beroepenveld) maar tegelijkertijd kan het deze werkelijkheid ook een spiegel voorhouden. Dit is het doel van het academieonderwijs algemeen, en de taak van het begeleidende docententeam in het specifieke geval van de eindstudie. Tijdens de eindstudie krijgt de student de mogelijkheid om zich zowel theoretisch als visueel uit te spreken, waarbij de verbinding tussen beide voor de hand ligt.
Uiteindelijk laat de student zien dat hij of zij de doorgemaakte ontwikkeling door het genoten onderwijs en begeleiding komt tot uitspraken die zowel inzetbaar zijn in het beroepenveld en tegelijkertijd ook bevragende kwaliteiten bezit. Deze zullen zorgen voor een constante ontwikkeling van zowel het beroepenveld als de context en het opdrachtgeverschap welke voor iedere ontwerper een centrale rol innemen.
Docentschap
Ik zou willen afsluiten met de rol van de docent. Deze is ten opzichte van de periode (1994-1998, WdKA) dat ikzelf aan een academie studeerde (als ik spreek over gemiddelden) veranderd. Waar de docent voorheen een autonome positie innam staat tegenwoordig de student meer centraal. Groepsprocessen, individuele ontwikkeling en studie loopbaan coaching zijn veelvoorkomende termen geworden. De open vraag die ik hierbij wil stellen (en tijdens het lezen en gebruiken van dit afstudeerproject) is of deze ontwikkeling niet tegelijkertijd bijwerkingen heeft die ervoor zorgen dat de student zich op een andere manier dan voorheen ontwikkeld, en of dit wenselijk is.