Thematische samenwerking – 3. Ontwikkeling van ideeën/verbeteringen
Uit het hiervoorgaande blijkt dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan voldaan moeten worden om tot succesvol thematisch onderwijs te komen. Op dit moment wordt hier ten dele aan voldaan. Ik zal de voorwaarden een voor een bespreken zodat inzicht wordt verkregen in de mogelijkheden.
Betrokkenheid bij de themathiek (docenten)
Wanneer elke docent betrokken is bij de de ontwikkeling van de themathiek, zullen ‘ideeën’ verder ontwikkeld kunnen worden vanuit ieders specialisme. De noodzaak om daarna verantwoordelijkheid te nemen voor het desbetreffende thema zal groter worden. Vanzelfsprekend zal het zo zijn dat een docent meer of minder betrokken kan zijn bij de daadwerkelijke ontwikkeling, dit is geen direct probleem. Voorstelbaar is dat er een structuur wordt opgezet waarbij er ‘klankbordmomenten’ zijn ingebouwd. Vooraf zal moeten worden bepaald waar de mogelijkheden bestaan t.a.v. een thema en de verschillende vakken. Een goed voorbeeld hiervan is het tweede thema ‘De Stad en zijn verhaal’ waar bij Grafisch Ontwerpen een lineair project (een boek) en bij Ontwerpen Digitale Media een non-lineair project wordt ontwikkeld. Dit zorgt voor een duidelijke meerwaarde en nieuwe inzichten.
Tussentijds overleg (doorontwikkeling) (docenten)
Een belangrijk moment wat op dit moment niet bestaat is een tussentijds overlegmoment waarin wordt gecontroleerd of de aansluiting van de verschillende vakken en opdrachten succesvol is. En waar zo nodig aanpassingen gemaakt kunnen worden. Voorstelbaar is dat de verschillende vakken in elkaars ‘vaarwater’ komen waardoor de specialismen van de verschillende docenten niet optimaal gebruikt worden.
Gelijke startkwalificaties (docenten)
Doordat er bij drie vakken tegelijkertijd een startmoment is van het thema is het belangrijk dat deze gelijk wordt omschreven en ingezet. Tot nu toe is het zo dat de introductieles bij het vak Grafisch Ontwerpen is, de vraag is of dit op deze manier het beste werkt. Hierdoor zou het kunnen zijn dat vanuit het perspectief van de student er een verschil is tussen het gewicht van het thema bij de verschillende vakken. Aan te raden is dat er een ‘algemeen’ startmoment bestaat waarin het thema wordt ingeleid. Dus over de individuele vakken heen met de aanwezigheid van de verschillende docenten.
Beoordelingscriteria (docenten)
Op dit moment zijn de beoordelingscriteria per vak duidelijk, alleen is het onduidelijk hoe nu deze projecten naast elkaar gaan worden beoordeeld. Evenals het startmoment gezamelijk zou moeten zijn is het voorstelbaar dat ook het beoordelingsmoment gezamelijk bestaat. De student presenteert zijn of haar verschillende projecten naast elkaar aan de docenten. Op dit moment zal dit bij de ‘schouw’ (halfjaarlijks integraal toetsmoment) gaan gebeuren, hier zijn echter alle vakken aanwezig.
Aansluiting op eerste jaar/voorgaande thema (Studenten)
Zoals de startkwalificaties gezamelijk ontwikkeld dienen te worden is een goede aansluiting op het eerste studiejaar van belang zodat het juiste niveau wordt ingezet. Communicatie tussen eerste jaars vakdocenten en tweede jaars docenten is hiervoor een zinnig hulpmiddel. Een eerste vergadering hierover heeft in november 2005 plaatsgevonden. Aan het einde van ieder studiejaar is een soortgelijke evaluatie van het jaar belangrijk. Hierbij kan gekeken worden welk niveau er gehaald is en hoe het volgende jaar kan worden ingezet. Een hulpmiddel hiervoor kan zijn de aanwezigheid van een tweedejaars docent bij de integrale beoordeling aan het eind van het eerste jaar (en zo zou ook de aansluiting van het tweede en het derde jaar kunnen werken). Ten tweede is de aansluiting van de vier thema’s binnen het tweede jaar. Op dit moment zijn de vakgerichte thema’s binnen het vak grafisch ontwerpen een leidraad (Vakgerichte thema’s; 1. Omgang en inzetbaarheid van informatie, 2. Reportage en redactie, 3. Cultuur en maatschappij, 4. Identiteit en positie bepaling). Maar hiernaast is het belangrijk dat er geen dubbelingen zijn met het eerste en het derde jaar. En dat er in het geheel van de vier thema’s in het tweede jaar een ‘groter’ verhaal ontstaat, hiermee bedoel ik dat er bij de vier thema’s vanuit een bepaald perspectief (maatschappelijk, economisch, cultureel) geen herhaling merkbaar is.
Introductieles (Studenten)
Al vaker eerder genoemd en ook al beschreven bij ‘startkwalificaties’. Vanuit het perspectief van de student is het belangrijk dat er verschillende invalshoeken worden aangeboden, van ‘groot’ naar ‘klein’. Hierdoor krijgt de student inzicht in de mogelijkheden binnen een thema en tegelijkertijd onstaat voor hem of haar de noodzaak een eigen positie te bepalen. Een groepsgesprek aan het einde van de introductieles kan de student leren dat er verschillende posities mogelijk zijn.
Volgorde opdrachten (Studenten)
Thema’s kunnen, ondanks dat de introductieles inzicht heeft gegeven, ingewikkeld of groot zijn. Wanneer er met verschillende opdrachten binnen een thema gewerkt wordt dient het de aanbeveling dat er gestart wordt met een meer verkennende opdracht en er opgewerkt wordt naar een meer
diepgaande opdracht(en).
Symbiose van verschillende vakken(toekomst)
Momenteel komt er naar voren, zie het interview met de docenten, dat er bij zowel docenten als studenten de definitie van verschillende vakken een belangrijke rol speelt. Docenten hebben de taak studenten inzicht te geven in de gelaagdheid van het ontwerpersschap (een voorbeeld hiervan is de inrichting van de WdKA Open Dag) zonder hierin uitsluitend te zijn. Wanneer er doorgedacht wordt over de status van de grafisch ontwerper, het ontwerp en medium zijn contextafhankelijk, en thematisch onderwijs is de vraag of de formele scheiding van de vakken die nu bestaat niet veel vrijer zou moeten worden benaderd. Binnen de huidige situatie, 10 uur begeleidingstijd per week, zijn er ongeveer 45 studenten en 4 docenten met ieder hun eigen specialisme.
Wanneer een student in plaats van de huidige structuur waarbij contactmomenten vakbepaald zijn zou kunnen kiezen in het soort begeleiding naar aanleiding van het ontwikkelde concept zouden contactmomenten nog steeds bestaan maar is er een scheiding denkbaar in het proces. Wanneer de student een concept heeft ontwikkeld en een medium heeft gekozen zou deze student het specialisme van een specifieke docent in kunnen zetten in de begeleiding van een project. Het doel hiervan is dat een student inzicht krijgt in de status van de verschillende onderdelen van het ontwerpersschap en dat verschillende talenten en vaardigheden ontwikkeld dienen te worden. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het zoveelgenoemde ‘handschrift’ en/of ‘ontwerphouding’ een van de belangrijkste eigenschappen van iedere ontwerper zijn. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat dit aan het einde van het tweede jaar succesvoller zal werken dan aan het begin, de student zal eerst een aantal vaardigheden in inzichten dienen te verwerven om bewust tot een dergelijke uitspraak te komen.
Belangrijke kanttekening bij dit alles is of een dergelijke situatie mogelijk is in het tweede jaar, probleem kan zijn dat een student te weinig houvast heeft en zich daardoor niet breed genoeg ontwikkeld. Dit kan dan weer zorgen voor een problematische aansluiting naar het derde jaar. Een doorontwikkelde structuur lijkt noodzakelijk voor de uitvoering van een dergelijk systeem.
Ruimere participatie (toekomst)
Op dit moment is het thematisch onderwijs beperkt tot drie vakken, hierdoor ontstaat er een verschil tussen deze en de andere vakken. Wanneer de structuur uitgewerkt en getest is (we zitten nu bijna halverwege het eerste jaar van invoering), is het interessant te kijken bij welke vakken aansluitingsmogelijkheden zijn. Zowel theorie als praktijkvakken kunnen hierbij interessant zijn. Theorie omdat er dan een theoretisch kader geboden kan worden naast het praktijkonderwijs (vb. theoriedocent Erna Flokstra, projectweek ‘Hot Spot’, december 2005) waardoor de student sneller inzicht verkrijgt t.a.v. een onderwerp (sneller dan wanneer hij/zij zelf onderzoek doet). Praktijkvakken wanneer bijvoorbeeld de component ‘Beeldontwikkeling’ blijkt te missen in het spectrum van vakken of te worden overgenomen door bijvoorbeeld Grafisch Ontwerpen waardoor dit te specifiek wordt (de betekenis, context en het doel van communicatie staan bij dit vak centraal).
Hieruit voortvloeiend ontwikkeld zich de noodzaak voor een doorlopend plan over/voor de opleiding van semesters 1 t/m 6 te ontwikkelen. Naar aanleiding hiervan zullen verschillende specifiekere consequenties kunnen worden genomen.